vrijdag 17 februari 2017

Reguleringswet nederzettingen: een draak van een wet

 

Of de juridische implicaties die Bart Schut hieronder schetst juist zijn, weet ik niet, maar evident is dat de 'Reguleringswet' die Palestijnse grond onteigent waarop nederzettingen zijn gebouwd (indien kolonisten 'niet wisten dat ze op privégrond bouwden'), desastreus is voor Israels verhoudingen met de rest van de wereld. Om te beginnen zal het indienen van de wet er sterk aan hebben bijgedragen dat de regering Obama er in december vanaf zag om een resolutie tegen de nederzettingen van de VN Veiligheidsraad te blokkeren.

 

Wouter

____________

 

Een draak van een wet

De kersverse 'Regulation Law' maakt het mogelijk dat de Israëlische regering land onteigent dat Palestijns privébezit is. De juridische, morele en diplomatieke schade van de wet is nauwelijks te overschatten.

Buiten Israël is nauwelijks steun te vinden voor de onteigeningswet die deze week door de Knesset werd aangenomen. De VN, de EU en haar machtigste staten (Frankrijk, Groot-Brittannië, Duitsland), eerder al de regering-Obama en uiteraard de hele Arabische wereld, zijn unaniem in hun afwijzing van de maatregel, die een schier onbeperkte uitbreiding van de Joodse nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever mogelijk maakt.

De Israëlische politiek zelf is tot op het bot verdeeld. De gehele oppositie stemde deze week tegen, aan coalitiezijde schaarde alleen Likoed-veteraan Benny Begin zich bij de tegenstanders. Advocaat-generaal Avichai Mandelblit heeft laten doorschemeren bij het Hooggerechtshof tégen de wet te pleiten, een bijna unieke actie. Aan de andere kant kunnen de kolonisten op de Westbank hun geluk niet op. De nieuwe regel maakt de legalisering van 4000 illegaal gebouwde woningen mogelijk, waardoor ontruimingen – zoals die van Amona vorige week – definitief tot het verleden zouden behoren.

Te goeder trouw
De Regulation Law bepaalt dat wanneer kolonisten 'te goeder trouw' (lees: wanneer zij niet weten dat het land waarop zij bouwen Palestijns privébezit is) bouwen op de Westelijke Jordaanoever, de regering in Jeruzalem de eigenaar schadeloos stelt met 125 procent van de commerciële waarde van het land of met de waarde van twintig jaar huuropbrengst. De Palestijnse eigenaar is daarmee zijn land kwijt, voorgoed. De wet geldt voor alle toekomstige en de (naar schatting zo'n 4000) bestaande bouwwerken op Palestijns privéland. De sloop van de door het Israëlische Hooggerechtshof illegaal verklaarde woningen in Amona is met onmiddellijke ingang stopgezet, dit tot grote vreugde van rechts Israël.

De wet komt dan ook uit de koker van Naftali Bennett, leider van het uiterst rechtse Habayit Hayehudi (het Joodse Huis) en minister van Onderwijs. Bennett pleit al jaren voor volledige annexatie van de Westelijke Jordaanoever en het vrijwel onbeperkt kunnen bouwen van nederzettingen lijkt een belangrijke stap in de verwezenlijking van dit doel. Zijn partijgenoot in de Knesset Shulli Muallem-Refaeli zei voor de stemming van afgelopen maandag dat de wet 'is opgedragen aan de moedige bewoners van Amona die zijn gedwongen een lot te ondergaan dat geen Joodse familie ooit nog zal bedreigen'.

Rugdekking
In ieder geval kan (en moet) de Regulation Law worden gezien als een escalatie van het nederzettingenbeleid. Sinds het begin van dit jaar kondigde de regering-Netanyahu ook al de bouw van meer dan 7000 woningen op de Westbank en in Oost-Jeruzalem aan. Het is moeilijk deze ramkoers los te zien van de nieuwe rugdekking die Netanyahu verwacht vanuit het Witte Huis. Maar de vraag is of zelfs de zo Israël-verliefde Trump-regering deze wel zeer unilaterale stap van Jeruzalem zal waarderen. Washington heeft Netanyahu vriendelijk gevraagd niet te vaak met dit soort verrassingen te komen. Er zal een moment zijn waarop de Amerikaanse toon in een waarschuwing verandert en de Regulation Law zou hier weleens het eerste voorbeeld van kunnen worden. Volgende week bezoekt Netanyahu voor het eerst de kersverse president in Washington.

De reden dat de internationale gemeenschap zo scherp reageert is dat de Regulation Law elke kans op een tweestatenoplossing om zeep lijkt te helpen. Hoewel dit ongetwijfeld ook de bedoeling is van Bennett en zijn rechtse bondgenoten, is elke andere uitkomst onbespreekbaar voor zo ongeveer iedereen buiten Israël. Met dit soort maatregelen dreigt Jeruzalem het laatste restje steun en sympathie in met name de Europese hoofdsteden – waar het nederzettingenbeleid als grootste obstakel voor vrede wordt gezien – te verliezen.

Betwist of bezet
Dat de nieuwe wet een duidelijke schending van internationaal recht is, lijdt geen twijfel. De Vierde Conventie van Genève verbiedt uitdrukkelijk de bouw van nederzettingen in bezet gebied. Normaal gesproken verweert Israël zich hiertegen met het argument dat 'Judea en Samaria' niet bezet maar betwist zijn. Maar op het moment dat de regering in Jeruzalem een Israëlische onteigeningswet van kracht maakt in dat gebied, is van betwisting geen sprake meer. Nationale wetgeving is immers alleen van kracht in het eigen territorium. De wet ondermijnt dus Israëls sterkste (en wellicht enige) argument tegen de illegaliteit van de nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever. Het is heel simpel: of het gebied is 'betwist' en dan is de Regulation Law er niet geldig, of de wet geldt en dan is het gebied niet langer betwist maar 'gewoon' bezet. Israël kan juridisch net zo min Palestijns privéland onteigenen als Nederland de maximumsnelheid op de Duitse Autobahn kan beperken.

Waar de meerderheid van de Knesset dit argument tegen de Regulation Law niet ziet of wenst te zien, richten tegenstanders hun hoop op het Hooggerechtshof in Jeruzalem. Verwacht wordt dat de raadslieden grote moeite met de wet zullen hebben, niet alleen op bovenstaande juridische gronden, maar ook omdat de wet specifiek gericht lijkt te zijn tegen jurisprudentie van het Hof. Bennett probeerde met indiening ervan ontruimingen zoals die in Amona te voorkomen en daarmee uitspraken van het Hooggerechtshof in de wielen te rijden. Zelfs minister van Defensie Avigdor Liberman, toch niet bepaald een vredesduif, weet het zeker: "De kans dat de wet wordt afgeschoten door het Hooggerechtshof is 100 procent." Misschien is dat wel het beste dat Israël op dit moment kan overkomen.

 

donderdag 16 februari 2017

Israël tussen hoop en vrees: onevenwichtige boekrecensie door Marcel Hulspas

 

 

http://www.israel-palestina.info/actueel/2017/02/16/israel-hoop-en-vrees-onevenwichtige-boekrecensie-marcel-hulspas/

 

– Door Tjalling –  

Tijdens zijn langdurige correspondentschap in Israël zag journalist Salomon Bouman de Israëlische maatschappij een gedaanteverwisseling ondergaan. Van een sobere, op socialistische leest geschoeide samenleving, zag hij die veranderen in een steeds meer individualistische en kapitalistische maatschappij. In zijn meest recente boek ‘Israël tussen hoop en vrees’ doet Bouman aan de hand van zijn persoonlijke ervaringen als correspondent in Israël verslag van de politieke geschiedenis van het land.

Bouman is somber gestemd over de ontwikkeling die hij heeft waargenomen en aan de hand waarvan hij zijn boek ‘Hoop en vrees’ heeft geschreven. Marcel Hulspas schreef er een recensie over op 11 februari in de Volkskrant, maar wel met veel eigen interpretatie. Zo schrijft hij o.a. dat ‘Israël na de Zesdaagse Oorlog in 1967 zijn ideale gedroomde omvang had bereikt en tegelijk ook een bezettingsmacht was geworden’. In werkelijkheid viel er toentertijd voor Israël weinig te dromen. Het land viel weliswaar als eerste aan op 5 juni van dat jaar, maar had daarvoor wel een zeer dringende reden, namelijk om verdere opbouw van een overmacht aan Arabische troepen te voorkomen. Egypte, dat op 22 mei de Straat van Tiran had geblokkeerd voor Israëlische schepen, had al op 27 mei Israël willen aanvallen en zag daar op het laatste moment van af. Israël kon de grootscheepse mobilisatie van haar leger intussen niet meer lang volhouden.

Voorts merkt Hulspas in zijn recensie op ‘dat blijvende vrede alleen maar mogelijk was door het veroverde bezette gebied deels weer over te dragen’. Zo’n gedeeltelijke overdracht is echter bij lange na niet genoeg voor Israëls vijanden. Dit is in het verleden al duidelijk gebleken. Na een conferentie van de leiders van acht Arabische staten werd op 1 september 1967 de Resolutie van Khartoem uitgegeven. Daarin werd eensgezind verklaard: ”Geen vrede met Israël, geen erkenning van Israël, geen onderhandelingen met Israël”. Tegen het einde van dat jaar riep VN resolutie 242 op tot onderhandelingen om te komen tot een permanente vrede en terugtrekking van Israël uit bezette gebieden. Het benadrukte ook het recht van alle staten in de regio op veilige en erkende grenzen (een duidelijke verwijzing naar Israël). Israël accepteerde deze resolutie, maar de Arabische staten niet. Pas na nog een oorlog, de Jom Kippoer Oorlog van 1973 waarbij Israël volkomen verrast werd door haar vijanden, kwam uiteindelijk de Likoed van Begin aan de macht.

In de jaren ’90 begon met de formele erkenning van Israël door de PLO het vredesproces met de Palestijnen, maar door de jaren heen liepen Palestijnse onderhandelaars meermaals weg van de onderhandelingstafel en werd in 2000 het verstrekkende vredesaanbod van premier Ehud Barak op basis van voorstellen van V.S. president Clinton, waarbij zelfs delen van Oost Jeruzalem zouden worden opgegeven, geweigerd door Jasser Arafat.

In de westerse wereld heeft de optimistische sfeer die heerste na de val van de Berlijnse muur, plaats gemaakt voor een meer kapitalistische en rechtsere samenleving met sterke populistische tendensen. De sombere stemming van Bouman komt natuurlijk mee omdat hij van Israël houdt, maar Hulspas had er in zijn recensie niet moeten negeren dat de ontwikkeling binnen de Israëlische samenleving grote raakvlakken heeft met die in de hele westerse wereld.