zaterdag 21 april 2012

Wat gezegd moet worden

 
Nog eenmaal een reaktie op het 'gedicht' van Günter Grass.

Ondertussen is Grass wel de zoveelste die zich aansluit bij het 'anti-Israël enthousiasme' zoals A. de Swaan het noemt. 'Wat gezegd moet worden' werd en wordt al lang en breed verkondigd, waarbij een verschroeiende haat tegen Israël hand in hand gaat met een adembenemende naïviteit als het gaat om de vredelievende motieven van Hamas en Iran. Door wie denkt Grass eigenlijk dat het 'Iraanse volk' onderdrukt wordt? Door de Mossad of door de eigen leiders?

---------------

 

Wat gezegd moet worden

http://www.vn.nl/Standaard-Media-Pagina/Wat-gezegd-moet-worden.

Door Stephan Sanders

Door wie denkt Grass dat het 'Iraanse volk' onderdrukt wordt? De Mossad, of de eigen leiders? 

 

Er is geen discussie die zo leeftijdsgebonden is als die over het Israëlisch-Palestijnse conflict. Ik voel me, toch vijftig jaar oud, altijd nog te jong om me ermee te mogen bemoeien. Ga maar na, tijdens de Zesdaagse Oorlog van 1967 was ik zes jaar oud – als je al iets vond, vond je wat je ouders vonden en die volgden weer het meerderheidsgevoel in Nederland op dat moment: als één man/vrouw/kind achter Israël.

Dat Israël van toen was een ander land dan nu. Het was veel egalitairder, nadrukkelijk sociaal-democratisch geïnspireerd, het kende nog geen 'bezette gebieden' en was dus geen bezettingsmacht, en alles leek er eerlijker en gelijkwaardiger aan toe te gaan, tot en met die vrouwelijke dienstplicht aan toe.

Maar in de jaren zeventig, zo rond de Jom Kipoeroorlog, veranderde dat. Een citaat van Renate Rubinstein: 'De heer Heldring, die in 1967 nog zo krachtig achter Israël stond dat de tegenwerping uit de zaal "napalm" hem de woorden ontlokte: "Ja, de joden voeren oorlog zoals elk ander volk en zij zijn mij daarom des te liever" vindt nu een ander beleid raadzaam.'

Het gaat hier inderdaad over dezelfde J. Heldring die net afscheid heeft genomen als columnist/commentator bij NRC Handelsblad. In 1973 waarschuwde hij dat de Arabische olieboycot de handelsbelangen van Neder land kon schaden. Dat was dan nog een realistische tegenwerping. Er roerden zich intussen veel radicalere critici, die zeiden op te komen tegen het onrecht dat de Palestijnen werd aangedaan. De Israëlkritiek vermengde zich met alle mogelijke sentimenten, van anti-kapitalistisch en anti-imperialistisch tot en met besmuikt of openlijk antisemitisme. Ik kan me niet anders herinneren dan dat er gebekvecht over was, en dat al die bekken ouder waren en dus meer wisten dan ik. In dat mijnenveld had je pas recht van spreken als je op z'n minst (een staartje van) de oorlog had meegemaakt.

Nu, als het daarom gaat, zit Günter Grass goed. Elf toen de oorlog begon, op zijn vijftiende geprobeerd bemanningslid te worden van een Duitse onderzeeër, dat mislukte, en op zijn zeventiende dan lid van de Waffen-SS (10.SS-Panzer Division Frundsberg). Dat laatste werd trouwens pas in 2006 bekend, bij het verschijnen van Grass' autobiografische roman De rokken van de ui. Daarin deed hij schoorvoetend die bekentenis.

 

Maar in de tussentijd was Grass allang uitgegroeid tot een monument van de Goede Duitser, de man die samen met Willy Brandt deemoedig naar Israël was afgereisd en die in één adem werd genoemd met Heinrich Böll, dat andere voorbeeldige Duitse geweten. Wat kun je een zeventienjarige nu helemaal aanrekenen? Nu, misschien dat-ie tot op hoge leeftijd over dat lidmaatschap gezwegen heeft, en ondertussen alles en iedereen de maat nam die 'oorlogszuchtig' of 'revanchistisch' was.

En sinds een week is er dan het 'gedicht' 'Was gesagt werden muss' tegelijkertijd verschenen in een Duitse, Amerikaanse en Italiaanse krant. De titel alleen al suggereert een complot van stilzwijgen: 'Wat gezegd moet worden' ('en wat kennelijk niemand durft te benoemen' moet je er wel bij denken.) Was het 'gedicht' door Günter Wasser geschreven, het had geen krant gehaald, want het is niet te pruimen zo slecht. Agitprop van de meest onbeholpen soort. Kernzin luidt: Die Atommacht Israel gefährdet / den ohnehin brüchigen Weltfrieden: 'De atoommacht Israël bedreigt / de toch al breekbare wereldvrede.'

Wereldvrede, was-ie er dan? En Syrië? En Noord-Korea? Doelwit van de bedreiging is volgens Grass 'het onderdrukte Iraanse volk'.

U merkt, we praten hier in toeterwoorden die elk gedicht effectief om zeep helpen: atoommacht, wereldvrede, onderdrukte volkeren. Grass voorspelt in zijn gedicht dat-ie wel van antisemitisme beschuldigd zal worden, wat ook prompt gebeurde. De Israëlische regering besloot dat Grass het land niet meer in mag. Veel te veel eer voor dat non-gedicht.

Ondertussen is Grass wel de zoveelste die zich aansluit bij het 'anti-Israël enthousiasme' zoals A. de Swaan het noemt. 'Wat gezegd moet worden' werd en wordt al lang en breed verkondigd, waarbij een verschroeiende haat tegen Israël hand in hand gaat met een adembenemende naïviteit als het gaat om de vredelievende motieven van Hamas en Iran. Door wie denkt Grass eigenlijk dat het 'Iraanse volk' onderdrukt wordt? Door de Mossad of door de eigen leiders?

Grass' gedicht staat voor de grote gelijkmaker: Iran, Syrië, Israël – het is allemaal om het even, en stiekem is Israël nog wel het ergste. Daarom een simpele en demagogische vraag: in welk van die drie landen zou iemand als Grass überhaupt kunnen overleven? Antwoord: Israël. Dat laatste moet wel het meeste steken. Je grootste vijand als enig mogelijke Heimat in de regio.

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten